Stichting Verzetsgroep de Liniecrossers

Correspondentieadres: Brouwerijstraat 20 4845 CN Wagenberg

Neem contact

met ons op

info@liniecrosser.nl

Je draaide er eigenlijk vanzelf in,

steeds verder…

Geen ander deel van Nederland bood de illegaliteit een idealer thuisbasis dan de Biesbosch. Verzetsmensen uit de streek kenden de weg in het waterrijke land.

Voor de vijand was het labyrinth van kreken, rietgorsen en grienden een verraderlijk moeras. Na de bevrijding van zuidelijk Nederland werd het natuurgebied de

sluis waarlangs personen, goederen en documenten van bezet naar vrij gebied werden getransporteerd en omgekeerd. Terug in de tijd met twee voormalige "line-

crossers" en een veteraan van verzetsgroep "André"

De begroeting is luid en enthousiast, zoals past bij het weerzien van een

verzetsmakker. Plaats van ontmoeting is het kunstzinnige onderkomen van

Frans Hoffmans. De gepensioneerde zakenman en zijn echtgenote zitten in

de meest letterlijke zin van het woord onder dak. Enkele jaren terug

betrokken ze een piramidewoning in Drunen. Verzetsveteraan Adriaan de

Keizer is nog actiefin het arbeidsproces. De 70-jarige Werkendammer

exploiteert een benzinestation aan de A27, ter hoogte van Nieuwendijk. Het

staat officieel te boek als "Crossingstation", een naam die herinnert aan het

oorlogsverleden van de eigenaar. Net als Hoffmans behoorde hij tot de

"linecrossers", die in het laatste half jaar van de Tweede Wereldoorlog vele

malen per vaartuig de vijandelijke Unie passeerden.

Fusillade

Hoffmans, afkomstig uit een rooms-katholiek gezin in Waalwijk, raakt in ''44

bij het georganiseerd verzet betrokken. Hij heeft wel enige reden om de

Duitser te bestrijden. Na "Dolle dinsdag" zijn twee neefs van hem door de SS

gefusilleerd, tezamen met de burgemeester van Waalwijk. Enkel vanwege de

arrestatie van een paar NSB'ers. Eén neef heeft het overleefd. De pastoor die

bij de terechtstelling was, zag dat hij nog bewoog en heeft de SS-

commandant meegeloodst. Intussen is m'n neef overeind gekrabbeld, over

een muur geklommen, een dijk over, tot hij ergens in het prikkeldraad bleef

hangen. Daar hebben de mensen hem weggehaald. Nog voor de fusillade

duikt Frans Hoffmans onder in Lage Zwaluwe. Na de bevrijding van zuidelijk

Nederland komt hij in contact met de verzetsgroep "André", van Jos van

Wijlen. De bij de Binnenlandse Strijdkrachten aangesloten ploeg uit de

Langstraat opereert vanuit bevrijd Nederland in bezet gebied, waar

spionagewerk wordt verricht voor de geallieerden. “M'n neef was een van de

grote jongens bij "André".Hij vroeg me of ik ontvangmeester wilde worden in

het hotel van Cor de Visser in Lage Zwaluwe. Dat hield in dat ik de ontvangst

moest verzorgen van crossers die daar aankwamen. Na een paar dagen

begreep ik al wat er aan de hand was. Ik ben naar Van Wijlen gegaan en heb

aangeboden om mee te varen. Zo is het spul begonnen."

Loonwerker

Automonteur Adriaan de Keizer, zoon van een Werkendamse zeeman, besluit

begin '42 met twee collega's onder te duiken, als zij werk moeten gaan doen

voor de Duitse Wehrmacht. Z''n maats treffen het niet. De één wordt al

binnen een week van bed gelicht. De tweede niet lang daarna. Voor Adriaan

is dat reden om z'n onderduikadres in Werkendam te verlaten en naar de

Biesbosch uit te wijken. M'n aanstaande schoonvader had een boerderij op

de Petrusplaat en opa De Keizer op Welgelegen. Bij beiden kon ik zo terecht.

Ik zat daar prima tot 25 mei, de verjaardag van m'n moeder. Toen deed de SD

een inval. Gelukkig waren we getipt door een bevriende marechaussee. Hals

over kop heeft opa me naar een oom in Nieuw Vennep gebracht. Als de kust

weer veilig is, keert Adriaan terug en belandt op het > loonbedrijf van een

zwager van verzetsman Jos van Wijlen. Hij krijgt een "Ausweis" en is vrij man.

“Ik was machinist op een dorsmachine en werd ingezet bij boeren die goed

waren. Als die met de controleurs gingen eten, draaiden wij door en drukten

de helft van het gedorste graan achterover."

Krijgsgevangenen

In de zomer van '44 moet de Werkendammer door loslippigheid van een

voormalige collega opnieuw onderduiken. Hij trekt voor de tweede keer naar

de Biesbosch en wordt ingeschakeld bij het bevoorraden van onderduikers

en krijgsgevangenen in dit gebied. Je draaide er eigenlijk vanzelf in, steeds

verder. Een weg terug was er niet. Die hoog geroemde vaderlandsliefde is

pas na de oorlog geboren. De Duitsers zaten je achter de vodden. Dat was al

reden genoeg om ze dwars te zitten. En er kwam natuurlijk avontuur bij.

Aanvankelijk zitten de onderduikers en de door het verzet gemaakte

krijgsgevangenen bij elkaar. Als de laatste groep de overhand dreigt te

krijgen, wordt een in het griendhout verborgen schip bij de Petrushoeve

ingericht als gevangenverblijf „Het maken van krijgsgevangenen begon na

"Dolle dinsdag". Je had inmiddels een pistool en als Duitse militairen voor

een razzia of iets dergelijks de Biesbosch in kwamen, waren ze zelf de sigaar.

Dat was natuurlijk prachtig. Maar je dacht er niet over dat die gasten 24 uur

per dag bewaakt moesten worden. En gevoed. Dat was op den duur een hele

organisatie. Tenslotte hadden we er zesenzeventig, verdeeld over twee

schepen. Toen het zuiden was bevrijd zijn ze direct naar Drimmelen

gesmokkeld en overgeleverd aan de Poolse Field-Security."

"Line-crossing"

Na de bevrijding van Drimmelen op 6 november '44 gaat de Biesbosch

fungeren als sluis tussen vrij en bezet gebied. De eerste overschrijdingen van

de vijandelijke linie, aangeduid als "line-crossings", worden uitgevoerd onder

verantwoordelijkheid van Jos van Wijlen. Hij werkt samen met Frans van der

Mast, leider van de verzetsgroep "Albrecht" die als inlichtingendienst

functioneert. Aaike van Driel, een in de Biesbosch ondergedoken

binnenvaartschippertje uit Werkendam en zijn plaatsgenoot Piet van den

Hoek zijn de eersten die voor Van Wijlen de Duitse linie passeren. Al snel

wordt de groep crossers groter. Ze vormen een eenheid op zich en hebben

nauwelijks contact met de twee verzetsgroepen. “De plannen werden

gemaakt door Jos van Wijlen en Frans van der Mast en wij waren gewoon de

werkpaarden", zegt Hoffmans. “Een groep van een man of tien voer

hoofdzakelijk tussen Lage Zwaluwe en Sliedrecht. Een kleinere groep van

Drimmelen op Werkendam. Sliedrecht-Lage Zwaluwe was een militaire lijn,

terwijl Werkendam-Drimmelen de specifieke "André-lijn" was."

Chemiestudent

Voor 1940 was "kapitein André", Jos van Wijlen, de onopvallende eigenaar

van een dorpszaak in elektrische apparatuur. In de oorlogsjaren ontpopt hij

zich als een bekwaam verzetsleider. “Jos van Wijlen was een autoriteit", zegt

ir. D. Flemming, gepensioneerd topman van Papier-Metaal in Zutphen. “Hij

had heel duidelijk de touwtjes in handen." De weigering van de Delftse

chemiestudent Dick Flemming om de omstreden loyaliteitsverklaring te

tekenen, leidt er in 1942 toe dat hij moet onderduiken. Met z'n vriend en

medestudent Ad Schoorl verdwijnt hij naar Brabant. Daar leren ze Van Wijlen

kennen en raken betrokken bij het verzetswerk van de elektricien uit Sprang.

Dat ging eigenlijk heel ongemerkt. Er werd gevraagd of je eens een

boodschapje wilde doen. Van Wijlen had nogal wat contacten en kreeg

geregeld gestrande piloten toegespeeld, die doorgesluisd moesten worden

naar Spanje. Meermalen hebben we die knapen naar de Belgische grens

begeleid. Dat ging dan op fietsen, meestal met houten banden. Je was bij

aankomst totaal uitgeteld. We werden ingezet bij een overval op het

raadhuis van 's-Gravenmoer, waarbij Ad en ik in Duitse uniformen werden

gestoken. Er moest een spoorlijn onklaar worden gemaakt. Van het een

kwam het ander.

Spoedopleiding

De verzetsploeg van Van Wijlen telt een vijftien man. Het is een bont

gezelschap. Van de gereformeerde schoenmakersgezel Jan de Rooy uit

Sprang tot de onkerkelijke bankierszoon Dick Flemming uit Bloemendaal.

Flemming: “Over die verschillen werd nooit gesproken. Er was een geweldige

kameraadschap. Je had respect voor elkaar. Ik zie het nog altijd als een van

de mooiste perioden in m'n leven." De meeste leden van de groep zijn

onderduikers en wachten op hun schuiladres de orders van kapitein André af.

Was er weer een akkevietje, dan kreeg je mondeling het verzoek om je op

een bepaalde plaats te melden. Daar hoorde je dan wel wat er moest

gebeuren. Democratie was er niet bij. Jos van Wijlen maakte de plannen en

wij voerden ze uit. Na de bevrijding van zuidelijk Nederland stelt "kapitein

André" p de geallieerden. Een handvol BS''ers, onder wie Jan de Rooy, Ad

Schoorl en Dick Flemming, krijgt van de Engelsen een spoedopleiding in het

gebruik van zendapparatuur met beperkt bereik. Het instrumentarium is

bedoeld voor spionagewerk in het land van Heusden en Altena.

Diepgelovige jongen

Begin december wordt een drietal dat in vijandelijk gebied zal gaan

opereren met een roeiboot over de Bergse Maas gezet. Ad Schoorl en Dick

Flemming gaan mee als gewapend geleide. Flemming: “Volgens betrouwbare

informatie werd de dijk aan de overkant niet meer door de Duitsers bewaakt.

Maar toen we al bijna overgestoken waren, verscheen er ineens een figuur

die ons toeschreeuwde: "Wer da!" Gelukkig hield iedereen z'n positieven bij

elkaar. “Wir sind abgetrieben", brulden m'n vriend en ik, waarna we als een

haas zijn omgekeerd. We zijn nog wel onder vuur genomen, maar niemand is

daarbij gewond geraakt. Na een tweede mislukte poging wordt besloten om

de spionnen met hulp van "line-crossers" via de Biesbosch naar bezet gebied

te loodsen. Dick Flemming zal met Ad Schoorl de door Jan de Rooy door te

seinen berichten opvangen en doorgeven aan Jos van Wijlen. Ik heb Jan

vooral leren kennen gedurende de opleiding in het gebruik van die

zendapparatuur. De periode was te kort om een diepe vriendschap op te

bouwen, maar ik mocht hem graag. Hij was een diepgelovige jongen, die het

verzetswerk vanuit een duidelijk religieuze overtuiging deed. Met twee

kameraden is hij door "line-crossers" overgebracht van Drimmelen naar

Werkendam. Ik heb hem niet teruggezien.

Klappertanden

Alleen voor de grotere transporten door de Biesbosch wordt gebruik

gemaakt van een roeiboot. De meeste crossings gebeuren per kano of

korjaal, al dan niet elektrisch aangedreven. Bij vloed naar Werkendam of

Sliedrecht, met eb terug naar Drimmelen of Lage Zwaluwe. Adriaan de Keizer

passeert zo achttien keer de vijandelijke linie. Frans Hoffmans vierentwintig

keer. Tot op de dag van vandaag is hem onbekend wie hij in de boot heeft

gehad. Je hoorde alleen op welke tijd en van welke plaats je moest

vertrekken. Een minuut of tien voor vertrek werd de persoon die moest

worden overgebracht afgeleverd. Die gaf je een hand, je stootte af en verder

was het een kwestie van zo stil mogelijk varen en allemaal je waffel houden.

Aan de andere kant stonden lui gereed om je passagier of passagiers op te

vangen. Wij waren gewoon de vrachtvaarders, uit af Al die grote verhalen zijn

pas twintig jaar na de oorlog ontstaan. Je zag er elke keer weer tegenop.

Maar zat je eenmaal in de boot, dan viel dat van je af. Al heb ik er een

crossing bij gehad waarbij ze halfweg de Biesbosch m'n tanden in

Werkendam konden horen klapperen. De tocht ervoor had ik in een zware

schietpartij gezeten. Dat kreeg me te pakken. Toch ging je weer, om het werk

dat voor je klaar stond te doen. Zo simpel lag dat.

Amerikaanse piloot

In december '44 krijgt Adriaan de Keizer opdracht om een Amerikaanse

piloot van Werkendam naar Drimmelen te brengen. Zijn verloofde, die de

Amerikaan drie weken heeft verzorgd, zal de crossing meemaken. Gekozen

wordt voor de nacht van 5 op 6 december. Normaal deden we over zo'n reisje

drie en een halfuur. Toen zijn we 38 uur onderweg geweest. We werden

omsingeld en hebben een dag en een nacht in het rietgors gezeten. Zo koud

als een steen kwamen we in Drimmelen aan. Daar kreeg m'n verloofde te

horen dat ze niet terug mocht. Te gevaarlijk. Tot de bevrijding heeft ze in

Drimmelen en Breda gebivakkeerd. Adriaan en een kameraad krijgen in deze

periode een spoedopleiding tot commando en wordt door de Engelse Royal

Marine ingezet als gids. Na de arrestatie van Piet van den Hoek neemt hij

daarnaast deel aan het crossen. Per vaartuig zijn twee crossers nodig en het

werk moet doorgaan. Alleen bij volle maan ligt het stil. Tussen 6 november

'44 en 5 mei '45 worden enkele honderden "linecrossings" uitgevoerd. In

Lage Zwaluwe was het heel gewoon dat 's avonds om tien uur een boot

vertrok en dat om vier uur de retourboot terugkwam.

Gepakt

Het overbrengen van drie verzetsmensen door de crossers Aaike en Adriaan

loopt op een mislukking uit. Het vijftal komt niet verder dan de Kop van 't

Land. Met Schnellboote zoeken gealarmeerde Duitse militairen de Merwede

af Een poging om de roeiboot op een veiliger plaats te krijgen, levert

Adriaan tot overmaat van ramp een nat pak op. Door de getijdewisseling is

verder varen onmogelijk. Het plan om de dag door te brengen in een

arbeiderskeet in de griend wordt getorpedeerd door surveillerende Duitsers.

Tegen de morgenschemering keert het vijftal afgemat terug in Lage

Zwaluwe. De volgende avond zal een tweede poging worden ondernomen.

Adriaan heeft aan het nachtelijke avontuur een stevige verkoudheid

overgehouden en zit blaffend in de boot. Toen Van Wijlen weer met die drie

mensen aankwam, hoorde hij dat. Ik kon zo niet praten of ik moest eruit. Die

nacht zijn ze, ongeveer op dezelfde plek, gepakt en de volgende morgen naar

Mijnsheerenland getransporteerd. Daarvandaan naar Rotterdam. Aaike is

overgebracht naar de Mauritskazerne, de andere drie naar Scheveningen.

Uiteindelijk zijn ze allemaal in Utrecht terecht gekomen. Vijf dagen voor de

bevrijding is Aaike gefusilleerd, samen met KP-commandant Kees van der

Sande.

Projectiel

Ook Jan de Rooy keert niet terug. Het doorseinen van berichten over een

enorme troepensamentrekking in het land van Heusden en Altena kost hem

het leven. Het is Dick Flemming die op 22 december '44 het laatste

alarmerende bericht van Jan opvangt in het raadhuis van Sprang. Op

hetzelfde moment wordt het gebouw getroffen door een VI, het gevreesde

projectiel van de Duitsers. Dat was puur toeval. Ik had het bericht

opgevangen en in m'n cahier genoteerd. Ik begreep wel dat het belangrijk

was, en besloot het direct door te geven aan Van Wijlen. Voorafging ik nog

eventjes naar het toilet. Dat had een raampje op het oosten. Daardoor keek

ik naar buiten en zag een VI aankomen. Je kon hem ook horen. Normaal lagen

die dingen met de kop iets omhoog, maar deze had de kop al schuin naar

beneden. Ik had wel in de gaten dat hij in de buurt van Sprang zou inslaan.

Voltreffer

Het geluid werd steeds sterker. Ik ben uit het toilet gestapt en tegen een

binnenmuur gaan staan, om daar de klap af te wachten. Het laatste wat ik

me kan herinneren is een enorm geknetter en het gevoel of ik opgeblazen

werd. Daarna werd alles zwart. Toen ik weer bijkwam was m'n eerste

gedachte: zou ik nu dood zijn of leef ik nog? Een rare reactie. M'n redenering

was: als ik ga roepen en ik hoor mezelf, dan leef ik nog. Het heeft me altijd

verbaasd dat die ogenblikken zo helder in m'n herinnering zijn gebleven. De

VI heeft het raadhuis volledig in puin gelegd. Omwonenden halen de

zwaargewonde Dick Flemming onder de brokstukken vandaan, die nog

voldoende bij z'n positieven is om het schrift met de informatie van Jan de

Rooy over te dragen. Op het dak van een jeep wordt hij naar een ziekenhuis

in Tilburg gebracht. Zijn rechterbeen is vlak onder de heup gebroken.

Operaties, rekverband en gipsbroek hebben niet het gewenste resultaat. Na

een halfjaar deelt de arts hem mee dat hij mank door het leven zal moeten

gaan. Dat heb je dan maar te accepteren. Uiteindelijk mocht ik nog niet

klagen. Als je zag wat voor puinhoop het raadhuis was, is het een wonder dat

ze me er levend uitgehaald hebben.

Kop van de krib

Het scheelt niet veel of Adriaan de Keizer vindt een dag voor de bevrijding

de dood. Met Frans Hoffmans en een derde crosser begeleidt hij zes man van

Werkendam naar Drimmelen. Het is de eerste crossing bij daglicht. Met de

bevrijding voor de deur moet dat kunnen. De tocht verloopt uiterst

moeizaam door het slechte weer en de lage waterstand. Tegen de

avondschemering trekken de mannen de boot tegen een dijk en gaan te voet

verder. Tot de achterste van de rij op een landmijn trapt. Hij was knap zwaar

gewond. Met een das hebben we z'n slagaderlijke bloeding afgebonden.

Verder gaan durfden we niet meer. Met onze zakmessen hebben we het talud

van de dijk afgetast. Steeds maar steken of er niets zat. Zo zijn we bij de

griend gekomen en het water ingegaan. Alleen die gewonde knaap en een

kameraad van hem bleven achter." Met het water tot de borst waadt het

zevental verder. Frans loopt pal achter Adriaan. Bij de Amer krijgt Adriaan het

ineens te pakken, door de kou, de zenuwen en de vermoeidheid. Ik zie hem

onderuit gaan en grijp hem beet. We hebben 'm geparkeerd op de kop van

een krib en zijn met z'n zessen verder gegaan, tot we een lekke rietaak

vonden. Die hebben we met proppen wilgehout gedicht, leeg gehoosd en

toen te water gelaten om ermee naar de overkant te varen.

Nachtmerries

In Drimmelen heeft de gealarmeerde knokploeg het commando gekregen

om op de grens van de vrede geen avonturen meer te beginnen. Maar wij

zaten in het avontuur. Er is direct contact gelegd met de Canadezen in Made.

Die hebben een verse ploeg met mijndetectors gestuurd. Door hen is Adriaan

opgehaald en daarna die gewonde knaap met z'n maat. De Werkendamse

crosser op de krib in de Amer heeft inmiddels het bewustzijn verloren.

Adriaan: “Die stommelingen hadden me wel met m'n rug tegen een baken

gezet, maar niet in de gaten gehad dat het vloed was. Door al het water dat

ik binnen had gekregen, heb ik typhus opgelopen. Daar ben ik dertien weken

zoet mee geweest." Zelfs in het hospitaal in bevrijd Nederland weigert hij

zijn revolver af te staan. Het ligt onder zijn kussen. Krankzinnig natuurlijk,

maar zo was ik nog met die oorlog bezig. Ik vermoed dat ik toen alles

verwerkt heb, want nadien heb ik er nooit last van gehad. Frans Hoffmans

kan dat niet zeggen. Na de oorlog begraaft hij zich in z'n werk. Eerst in een

familiebedrijf, later in zijn eigen onderneming. Met z'n vrouw en kinderen

spreekt hij zelden over de oorlogstijd. Die heeft hij achter zich gelaten.

Meent hij. “Een jaar of tien geleden kwam alles terug. Nachtmerries hѐ. En 's

morgens kapot uit bed komen. Dat is nu gelukkig voorbij."

"Medallie"

In de naoorlogse jaren slaat de naijver, die gemeengoed is onder oud-

verzetsmensen, ook onder de crossers toe. Het begint al met het verschil in

onderscheidingen die worden uitgereikt, afhankelijk van het aantal

uitgevoerde crossings, het gevaar waaraan men heeft blootgestaan en meer

van dergelijke factoren. Daarbij komt een toenemende rivaliteit tussen

crossers uit Sliedrecht en die uit Werkendam. “Toen begon je al een beetje de

wilde verhalen te krijgen", glimlacht Hoffmans. “Ik ben altijd best geweest

met iedereen, maar heb me afzijdig gehouden van alle intriges en bluf. Let

maar op, de mensen die de grootste verhalen hebben over hun heldendaden

in de oorlog, hebben na die jaren het minst gepresteerd. Ik had een eigen

bedrijf, werkte tachtig uur per week. Dan heb je wel wat anders te doen dan

naar je onderscheiding te gaan zitten kijken en stoere verhalen te vertellen.

De bronzen leeuw die ik heb gekregen, m'n medallie om het zo maar te

zeggen, heb ik ergens in een laatje gelegd. Toen de boel een keer is

afgebrand ben ik 'm kwijtgeraakt. Een jaar of twaalf later heb ik een

duplicaat aangevraagd, omdat we bij de een of andere reünie met eretekens

moesten verschijnen. Anders moest het nog gebeuren." 

Door: H. de Vries

6 mei 1992

Home Home
Liniecrossers Liniecrossers
Monument Monument
Geschiedenis Geschiedenis
Verhalen Verhalen
Contact Contact