Stichting Verzetsgroep de Liniecrossers

Correspondentieadres: Brouwerijstraat 20 4845 CN Wagenberg

Neem contact

met ons op

info@liniecrosser.nl
Ik werkte verschillende jaren voor het verzet, eerst in de K.P. en ben later overgegaan naar de N.B.S. en deed de normale dingen zoals: hulp aan onderduikers, verborg personen die door de Duitsers werden gezocht, smokkelde wapens, verzamelde geld, drukte en verspreidde illegale pamfletten met het Engelse nieuws, zorgde voor rantsoenkaarten, instrueerde de K.P. leden etc.

Rapport van Jan Staart

Ik hielp geallieerde soldaten ontsnappen. Voor de geallieerden Noord-Brabant hadden bevrijd, bracht ik door heel Nederland neergeschoten piloten en andere bemanningsleden onder in de Biesbosch, bij de “bende”van Dove Jan (Jan de Landgraaf, Sliedrecht). Die leefden daar in woonschuiten etc. en hadden er, toen de Duitsers uit Brabant werden verdreven, 58 Duitse krijgsgevangenen die zich hadden overgegeven. Vanuit deze plek werden de vliegtuigbemanningen, indien mogelijk, overgebracht naar het bevrijdde zuiden. Ik weet niet precies waar zij allemaal vandaan kwamen, maar er was een complete ondergrondse lijn over heel Nederland. Een van deze lijnen liep door de “Wildernis” van de Biesbosch en ons werk was om de geallieerden vluchters over het land of over het water naar het verzamel-punt in de Biesbosch te brengen. Als lid van de K.P. (Zwarte Jan, Jan Volker uit Sliedrecht en later als leider van de K.P.) smokkelde ik allerlei soorten wapens, die werden gedropped uit Britse vliegtuigen en verborg deze in verschillende opslagplaatsen. In mijn huis was een opslagplaats en twee keer werd mijn huis doorzocht waarbij mijn vrouw enige benauwde momenten doormaakte, maar er werd niets gevonden. Ik had twee K.P. ers in mijn huis opgenomen, Gerrit van Leeuwen uit Sliedrecht. Die zwemmend ontsnapte door in november de Merwede over te zwemmen en de andere man, Ewoud Faes, werd gepakt en gruwelijk mishandeld, maar vertelde niets. De Moffen konden niets bewijzen en lieten hem, ongelofelijk bijna, na twee weken vrij. Op 5 september 1944, de zg. Dolle Dinsdag, werd de K.P. van Zwarte Jan, aangevuld met andere K.P.’ers, naar Rotterdam gestuurd om belangrijke gebouwen te bezetten ect. ect. Spoedig kwamen wij erachter dat de geallieerde opmars niet verder kwam dan de grens ten zuiden van Breda en S.D. die de stad had verlaten, terugkwam en de mensen die de vlag hadden uitgehangen deze weer moesten binnenhalen. De situatie werd steeds gevaarlijker en omdat we op dat moment niets konden uitrichten, kregen we de order om ons zo snel als mogelijk was terug te trekken op onze basis. We trokken terug terwijl er een S.S. Polizei eenheid aanwezig was, we moesten ongeveer 20 km overbruggen om onze kwartieren te bereiken en hadden geen transportmiddelen tot onze beschikking. Verscheidende keren werden we aangehouden en moesten we onze papieren (vaak valse) tonen en verklaren waar we naar toe gingen. Gelukkig werd niemand gefouilleerd, want we hadden allen wapens en munitie verborgen in onze kleren. In januari 1945 kwam er een verzoek van Piet Slie (Piet Visser, Sliedrecht) die iemand zocht die met kleine bootjes kon omgaan en na de goedkeuring van mijn “commandant”begon als crosser voor I.S.9, W.E.A. (onder commando van majoor Frazer). Soms ging ik met Kapitein Coats of met Kapitein Heaps of alleen. De opdracht was om documenten ect. naar het bevrijdde zuiden te brengen bij Kapitein Verstaelen, S.F., van het eerste Canadese Leger en ontsnapte geallieerden militairen, meestal parachutisten uit Arnhem en neergehaalde piloten die uit heel Nederland kwamen, naar Lage Zwaluwe in Noord-Brabant. De ontsnapte militairen werden door “Frans Hals”(een Engelse Kapitein met de naam Dick Kragt ) met de hulp van de ondergrondse, vanaf de Veluwe bij ons gebracht. Ik zal Dick Kragt pas na de bevrijding ontmoeten. Vanuit Lage Zwaluwe brachten we wapens, munitie en draadloze zenders, plus voedsel en kleding mee voor piloten mee die nogal hongerig waren en op verschillende adressen verborgen werden gehouden. De eerste crossing in februari met Kapitein Lipmann Kessel ( 1ste Airbon Divisie) was de boot lek en zaten 2 ½ uur tot onze heupen in het water. We ploeterden door het riet aan wal met onze lekke kano’s, op een plek zo’n 300 meter van een Duitse machinegeweerstelling. We waren met ons vieren en ik was de enige die de route wist. Ik ging naar kolonel Worick ( 1ste Airborn Divisie), die in een andere kano zat met een Nederlandse koerier. Kolonel Worick voer wat terug om een geschikte plaats te zoeken om ons te verbergen. Samen met kolonel Worick ben ik verder gegaan en met veel geluk bereikten we de Britse Strijdkrachten. Ik was uitgeput. Na en half uur rust ben ik alleen terug gegaan met wat eten en drinken om te trachten de achtergeblevenen te vinden, maar kon hen op de afgelegen plaats niet meer vinden. Het waren goed getrainde mannen, maar waren waarschijnlijk ergens anders in slaap gevallen, omdat ook zij zeer moe waren geweest. Na wat gegeten te hebben heb ik drie uur lang naar hen gezocht, steeds zachtjes hun naam roepend. Het was bijna dag toen ik de Duitse machinegeweerstelling passeerde. Ik besloot om terug te gaan en bracht rapport uit aan
Brigade Generaal Hacket (1ste Airbon Divisie), die met twee van mijn maten die nacht ook was gecrossed. Twee andere Nederlanders hadden ook Kapitein Kessel en de koerier gezocht, maar ook tevergeefs. Toen ik de andere nacht in Sliedrecht terug kwam ontmoette ik daar de koerieren en kapitein Kessel. De neus en voeten van de Kapitein waren bevroren. Opmerkelijk was dat zij de hele weg terug naar Sliedrecht, over land en water, niet door de Moffen waren opgemerkt. Kapitein Kessel en ik zijn de volgende nacht onder barre omstandigheden weer op pad gegaan. Het was zeer zwaar die nacht. De peddel van Kapitein Kessel brak af, zodat er nog maar een peddel over was om mee te manoeuvreren in het woelige water. De kapitein was niet erg gelukkig tijdens de crossings, maar was een prima man om bij je te hebben. We bereikten Lage Zwaluwe om 06.00 uur. Dit zijn een paar voorbeelden van wat moeilijke crossings. Vaak was het gemakkelijker. De route bedroeg een 15-16 kilometer en er waren gevaarlijke plekken om te passeren. Er werd vanuit Sliedrecht gestart (het huis van Woerkom), de rivier overgestoken naar de schutsluis (de sluiswachter, W. van Aphen, was dag en nacht bereid om hulp te verlenen), dan werd de boot of de kano over de dijk getrokken en werd de rivier bereikt, waarna deze werd afgevaren naar Lege Zwaluwe. Het weer, mist en de zware stroom konden de tocht zwaar maken, om maar te zwijgen over de patrouilleboten van de Moffen. Gelukkig hoorden wij hem al van grote afstand varen. Als je ontdekt werd of de Moffen vermoeden dat er ergens een boot voer, werden lichtfakkels afgeschoten en openden zij het vuur. Gelukkig was het moeilijk de laag op het water liggende kano goed onder schot te krijgen. We gebruikten allerlei soorten boten zoals: rubberkano’s, motorkano’s een gestolen Duitse speetboot, een visboot, waarbij we waren bewapend. Ik kreeg mijn militaire opleiding in 1933 en in 1939-1940 in het Nederlandse Leger. In een stormachtige nacht ging ik met Kapitein Coats, een sergeant en ik van Lage Zwaluwe naar Sliedrecht. Het was altijd nachtwerk en je moest de route op je duimpje kennen. Het meest gevaarlijke was om door de Moffen te worden gepakt en zij vermoedden wat je aan het doen was. Je werd dan doorgestuurd naar het Gestapohoofdkwartier in Rotterdam. Daar zaten experts in het martelen van mensen. Dat overkwam 2 vrienden van mij die waren gesnapt. Aike van Driel en Kees van der Sande, beiden uit Werkendam. Beiden zijn eerst gruwelijk gemarteld en daarna doodgeschoten. Ik was alleen op de rivier in een volgeladen kano in d zelfde nacht dat Aaike werd gepakt. Ik was net bezig om mij te verbergen in het riet met mijn kano en zag, of beter gezegd, hoorde wat er gebeurde. Aaike droeg een Nederlands militair uniform en was samen met een meisje (agente) en een radio-operator. Ze waren op weg naar Sliedrecht. Ze werden beschoten door een Duitse stormboot en gaven zich na een 5 minuten over. Ik vermoedde dat ze in die 5 minuten alle bezwarende dingen overboord hebben gegooid. De agente werd door haar been geschoten. Ik ging snel, doch voorzichtig peddelend in de snelle stroom, weer op weg en kwam behouden met de lading aan in Sliedrecht. Dit geeft een idee hoe het crossen op de rivier gebeurde, onder commando van kapitein Coats en voor een korte periode onder Kapitein Heaps. Deze officieren waren prima leiders om mee te werken en altijd bereid om alles te doen voor de militairen die naar Brabant moesten worden gebracht en voor de mensen van het Nederland verzet. Er is heel veel meer te vertellen over de crossings, maar zal dit rapport veel te lang maken. Het resultaat was dat we 48 geallieerde militairen naar het bevrijd gebied hebben kunnen brengen. Soms deden we ook verkenningswerk op de rivier met de “Tipsy”, de gestolen Duitse speedboot. In april 1945 ben ik met Kapitein Coats en mensen van I.S.9 naar Duitsland vertrokken en ben geweest in: Wesel, Bielefeld, Munster, Rheine, Brunswick, Hannover, Luneburger Heide, Bremen en tussen Bremen en Hamburg kwam de Duitse capitulatie. We hebben verschillende werkzaamheden in Duitsland verricht en ik ben na de Duitse overgave terg naar Duitsland gegaan. Het is erg moeilijk over jezelf te schrijven, maar ik hoop dat dit voldoende is. Was getekend, Rombout, Jan Staart 
Home Home
Liniecrossers Liniecrossers
Monument Monument
Geschiedenis Geschiedenis
Verhalen Verhalen
Contact Contact